Al geruime tijd is er sprake van een extreem lage rente. Dit komt omdat de Europese Centrale Bank (ECB) het belangrijkste rentetarief op nul houdt. De ECB houdt hieraan vast omdat zij consumenten en bedrijven wil stimuleren geld uit te geven in plaats van te sparen. Daarnaast worden er staatsleningen en obligaties door de ECB opgekocht. Dit zorgt voor een toename van geld op de markt. En door het stijgende aanbod gaat de rente ook omlaag.
Donderdag 9 september 2021 maakte de ECB het rentebesluit voor de komende tijd bekend. De belangrijkste conclusie hieruit is dat er niet zoveel verandert. De rentetarieven blijven vrijwel ongewijzigd. Toch neemt de druk op de ECB wel toe. Verschillende bestuurders vinden dat het hoog tijd is om het monetaire steunbeleid – dat gericht is op het aanjagen van de inflatie en economisch herstel – van de Europese centrale bank af te bouwen.
Met de lage rentes wil de ECB de economie gezond houden. Toch kleven er ook een aantal andere effecten aan deze strategie. Als eerste kost het banken op dit moment geld om geld bij de ECB te stallen. Deze kosten worden doorberekend aan hun klanten. Dit zorgt onder meer voor een negatieve spaarrente en hogere kosten. Als tweede heeft de lage rente effect op de huizenprijzen. Het ECB-beleid werkt door in de hypotheekrente. Dankzij een zeer lage hypotheekrente is het goedkoop om geld te lenen. Als gevolg hiervan sluiten meer mensen een hypotheek af en doen zij een bod – veelal met hogere bedragen – op een huis. Dit drijft de prijzen alleen maar verder op.
Daarnaast zijn er wereldwijd problemen met de toelevering van grondstoffen en materialen. Een klassiek voorbeeld van vraag en aanbod laat zien dat hierdoor de prijzen omhoog schieten. Ondanks deze hoge prijzen blijft de rente laag. Hierdoor kan er met geleend geld meer worden gekocht. Critici zien hierin een nieuwe zeepbel in de economie.
Ondanks dat een lage rente lang niet altijd wenselijk is, wijzigt de ECB de belangrijkste rentetarieven in september 2021 niet. De ECB besluit om de rente strategie niet aan te passen, waarmee de rentes op een niveau van 0 tot 0,25 procent blijven. Ook blijven banken 0,5 procent rente betalen om geld bij de ECB onder te brengen.
In navolging op de Federal Reserve (FED = Amerikaanse centrale bank) schroeft de ECB wel het opkoopprogramma voor obligaties en staatleningen iets terug. Hierdoor komt er minder geld op de markt, waardoor de rente weer wat kan oplopen. Bedrijven met leningen moeten door een hogere rente meer betalen voor geleend geld. Dit zorgt voor minder winst. Beleggers met aandelen kunnen hierop reageren.
De belangrijkste taak van de ECB is om de prijzen stabiel te houden. Of met andere woorden: het hoofddoel van de ECB is prijsstabiliteit. Dit houdt in dat prijzen niet te veel op (= inflatie) en neer (= deflatie) mogen gaan. Om de inflatie laag, stabiel en voorspelbaar te houden, neemt de ECB maatregelen. Dit heet het monetaire beleid. De rente strategie valt onder dit monetaire beleid.
Met het monetaire beleid heeft de ECB geen directe invloed op de prijzen. Maar zij kunnen de inflatie wel indirect beïnvloeden. Het rentebeleid en aankoopprogramma’s worden daarom monetaire instrumenten genoemd.
Met de lage rente strategie beïnvloedt de ECB de rente op de geldmarkt. Dit doen zij met officiële beleidsrentes. Beleidsrentes zijn de rentetarieven die banken aan de ECB betalen om geld te lenen of aan te houden. Zo’n beleidsrente werkt als het gas- en rempedaal van de economie. Een hoge rente remt de economie af; het is duurder om geld te lenen, en daardoor geven mensen en bedrijven minder uit. En andersom: een lage rente stimuleert de economie. Mensen en bedrijven kunnen goedkoop geld lenen en de verwachting is dat zij daardoor meer besteden.
Wordt er meer uitgegeven in een economie? De ECB verwacht dat dit de economie stimuleert en de prijzen omhoog gaan. Maar geven mensen en bedrijven juist minder uit? Dan kan dit leiden toch lagere prijzen. Door de lage rente wil de ECB dus de economie stimuleren.
Naast het rentebeleid zet de ECB aankoopprogramma’s in om de rente te beïnvloeden. Dit doen zij samen met de centrale banken van de landen met de euro. Ze kopen obligaties, staatsschulden en bedrijfsschulden op. Door dit opkopen komt er meer geld op de markt. En dit zorgt voor een lagere marktrente. Een lage marktrente zou vervolgens moeten zorgen voor een stijging van de kredietverlening en bestedingen, waardoor de economie groeit.
Als sinds 2003 kent de ECB de doelstelling: onder, maar dichtbij 2 procent inflatie. Dit doel betekent dat de inflatie mag variëren tussen de 0 tot 2 procent. Inmiddels is deze doelstelling aangepast naar simpelweg: 2 procent op de middellange termijn (= een aantal jaar). Oftewel: zowel inflatieafwijkingen boven als onder deze 2 procent zijn even ongewenst. De ECB zegt de rente pas te verhogen als zij verwachten dat de inflatie voor een aantal jaar achter elkaar de 2 procent bereikt. Een inflatie van 2 procent zou voor een buffer tegen deflatie moeten zorgen.
De verachting van de ECB is dat de inflatie voor heel 2021 2,1 procent is, maar in 2022 daalt naar 1,7 procent. In 2023 wordt een inflatie van 1,5 procent verwacht.
Inmiddels heeft de inflatie in de eurozone het hoogste niveau sinds 2012 bereikt. Namelijk 3 procent. Ondanks dat de inflatie hoog is, blijft de ECB vasthouden aan het huidige monetaire beleid dat gericht is op het bevorderen van inflatie en een vlot economisch herstel. Er is slechts een klein stapje gezet in de richting van een normaler monetair beleid door het tempo van het aankoopprogramma iets terug te schroeven. Toch loopt dit programma nog tot eind maart 2022. Pas in december 2021 zal de ECB besluiten wat er na 22 maart 2022 gebeurt.
Saskia Oegema is werkzaam als financieel tekstschrijver. Zij onderzoekt en schrijft voor verschillende websites in de financiële dienstverlening. Zowel haar Bachelor Bedrijfseconomie als haar Master in Economics – met als specialisatie Corporate Finance and Control – heeft ze behaald aan de Radboud Universiteit van Nijmegen.
Geef een reactie